Tussen zekerheid en schijn

Tussen zekerheid
en schijn

Wat zzp’ers moeten weten over de Zelfstandigenwet en Wet VBAR? De juridische positie van zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) is al jaren onderwerp van debat in politiek Den Haag. Terwijl de arbeidsmarkt flexibiliseert, blijft de wetgeving achter. Twee wetsvoorstellen (naast elkaar) moeten daar verandering in brengen: de Zelfstandigenwet en de Wet VBAR. Beide beogen duidelijkheid te scheppen, maar doen dat vanuit een fundamenteel ander vertrekpunt. Wat betekenen deze wetten voor de praktijk van de zzp’er? En waar staan we nu?

🔍 Twee wetten, twee visies

De Zelfstandigenwet, een initiatief van vier Kamerfracties onder aanvoering van Thiery Aartsen (VVD), stelt het ondernemerschap van de zzp’er centraal. Wie voldoet aan een set objectieve criteria, krijgt rechtszekerheid: geen naheffingen en geen discussies achteraf. De Wet VBAR, afkomstig van het kabinet, kiest een andere invalshoek. Hier staat juist het risico op schijnzelfstandigheid centraal. De wet introduceert een toetsingskader dat moet bepalen of iemand eigenlijk werknemer is, met een rechtsvermoeden van werknemerschap bij lage tarieven.

Beide wetten zijn nog (lang) niet van kracht, maar de contouren zijn duidelijk. Hieronder een overzicht van de belangrijkste kenmerken:

📊 Vergelijking: Zelfstandigenwet vs. Wet VBAR

Kenmerk

Zelfstandigenwet

Wet VBAR

Initiatiefnemer

VVD, D66, CDA, SGP (initiatiefwet)

Ministerie van SZW (kabinetsvoorstel)

Doelstelling

Rechtszekerheid voor echte ondernemers

Voorkomen van schijnzelfstandigheid

Kernprincipe

Ondernemerschap als uitgangspunt

Werknemerschap als uitgangspunt

Toetsingskader

Zelfstandigentoets en werkrelatietoets (gebaseerd op Belgisch model)

Drie criteria: Werknemerschap, Zelfstandigheid, Ondernemerschap

Rechtsvermoeden

Sectoraal rechtsvermoeden

Ja, bij laag uurtarief automatisch werknemerschap

Inwerkingtreding (beoogd)

Nog onbekend (wetsvoorstel in consultatie)

1 januari 2026 (onder voorbehoud)

Gevolgen voor zzp’er

Meer zekerheid bij opdrachten, minder risico op naheffingen

Striktere beoordeling, vooral bij lage tarieven

Gevolgen voor opdrachtgever

Minder risico bij inhuren van echte ondernemers

Meer verplichtingen bij twijfelgevallen

Status per mei 2025

Ingediend, wacht op behandeling Tweede Kamer

In voorbereiding, wetsvoorstel verwacht in 2025

🧭 Wat betekent dit voor de praktijk?

Voor zzp’ers betekent dit dat er mogelijk twee routes ontstaan: een route van erkenning als ondernemer (via de Zelfstandigenwet), en een route van beoordeling op werknemerschap (via de Wet VBAR). De VBAR is in een verder stadium en lijkt een zekere voorsprong te hebben, maar tegelijk wordt er tempo gemaakt met de Zelfstandigenwet. Twee concepten naast elkaar zorgen voor de nodige complexiteit.

Voor opdrachtgevers wordt het speelveld ook spannender. Waar de Zelfstandigenwet hen juist ontzorgt bij het inhuren van echte ondernemers, legt de Wet VBAR extra verantwoordelijkheden op. Zeker bij lagere tarieven of langdurige opdrachten zal men scherper moeten toetsen.

Hoewel minister Van Hijum in zijn Kamerbrief nog uitspreekt dat hij hoopt de Wet VBAR per 1 januari 2026 in werking te laten treden, laat hij ook doorschemeren dat dit ambitieus is. De wet moet nog worden aangepast en ingediend, en de parlementaire behandeling zal tijd kosten. Een invoering later in 2026 is dan ook realistischer.

De Zelfstandigenwet moet nog naar de Raad van State én beide Kamers. Gezien de gebruikelijke behandelingstermijnen is ook hier een invoering niet voor 2026 te verwachten.

📌 Slotbeschouwing

De komende maanden zijn cruciaal. De politieke behandeling van beide wetsvoorstellen zal bepalen welke kant het opgaat met de zzp-markt. Eén ding is zeker: stilzitten is geen optie. Zowel zelfstandigen als opdrachtgevers doen er goed aan zich nu al te verdiepen in de mogelijke gevolgen. Want of het nu gaat om rechtszekerheid of bescherming tegen schijnzelfstandigheid, de regels van het spel veranderen.

Feedback